Portret van Leiden
Dit structuurplan voorziet in de ontwikkeling van een afgerond stedelijk gebied, dat - ruwweg ten westen, oosten en zuiden - wordt begrensd door een drietal rijkswegen 4, 4a en 4b, en, het stadsgebied van het merenlandschap scheidend, de provinciale weg nr. 6 in het noorden. Op enkele punten wordt deze grens, die het stedelijk gebied van het agrarische afsluit, doorbroken: In het oosten zet zich een industriegebied nog even voort langs de oever van de Rijn: het industrieschap De Grote Polder, tussen de rivier en de spoorbaan gelegen. In het westen reikt, eveneens ten dele langs de oever van de Oude Rijn, een universiteitsterrein van omstreeks 140 ha, van het Leidse station af tot dicht bij het dorpje Valkenburg. Naar het zuidwesten, het woongebied van Voorschoten, langs de Vliet. Het plan houdt rekening met 5 uitgestrekte nieuwe woongebieden: Een stadsdeel in zuidwestelijke richting, tot de rijksweg 4b (Rijnlandroute) waarin een viertal woonwijken voor ca. 50.000 inwoners. Door de ligging aan de zuidwestkant van de agglomeratie zal dit woongebied mede gericht zijn op forenzen, die in de Haagse agglomeratie hun werk vinden. Over rijksweg 4b (=de Rijnlandroute: N434), de woonwijken van Voorschoten met een inwonertal van ca. 20.000. Het woongebied van Oegstgeest in het noordwesten, dat een uitbreiding krijgt in noordelijke richting tot de provinciale weg nr. 4. Hier ontstaat een woongebied voor in totaal plm. 22.000 inwoners en, omgeven door een krans van buitenplaatsen en plansoenen, zal deze gemeente zijn landschappelijk karakter grotendeels kunnen houden. In het noorden een woonwijk voor 16.000 inwoners, de Merenwijk. Een gebied in het oosten, in Leiderdorp, met een uiteindelijke capaciteit van 30.000 inwoners. De nieuwe mogelijkheden in deze omgeving zullen aangepast moeten worden aan de ontwikkeling van de nabijgelegen industriegebieden aan de Oude Rijn, die sociale woningbouw in de direkte omgeving wenselijk maakt. Als dit plan gestalte krijgt, zal in de Leidse agglomeratie ruimte zijn voor een bevolking van plm. 220.000. Hoe groter steden worden, hoe meer de verkeersverbindingen een levensbelang zijn. Ook het wegenstramien is dus in het plan voor de Leidse agglomeratie voorzien. Van de omsluitende intercommunale en internationale wegen af, leiden brede banen het verkeer de stad binnen, langs de woon- en industriewijken, tot op het wegenvierkant rond het citygebied. Een ringwegenstelsel verbindt de woongebieden onderling. Typerend voor de specifieke Leidse situatie is in dit plan de reservering, zowel in de stadskern als aan de periferie van ruime terreinen voor de Rijksuniversiteit. Deze heeft een totale ruimtebehoefte, die groter is dan die van de industrie in dit gebied. In ruime mate moest, in de omgeving waar nieuwe Universiteitsgebouwen gesticht worden, ook rekening worden gehouden met uitbreidingsmogelijkheid voor de psychiatrische inrichtingen Endegeest. Naar het zich voorlopig laat aanzien, zal de ontwikkeling van de Leidse agglomeratie tot een afgerond stadsgeheel zich zoveel mogelijk binnen het geschetste gebied moeten voltrekken. Binnen de agglomeratie liggen de eigen en gezamenlijke verantwoordelijkheden van de onderscheidende gemeenten en het spreekt vanzelf, dat hier, in het algemeen belang, naar mogelijkheden voor samenwerking is en wordt gezocht. Hoewel de afgelopen tijd heeft bewezen, dat er op dit gebied wel iets te bereiken is, neemt dit toch niet weg, dat daarmede niet steeds een, uit oogpunt van slagvaardigheid, optimale bestuursvorm kan worden bereikt. Een slagvaardig beleid immers vraagt om een tijdig kunnen scheppen van een gunstige situatie voor een eenmaal onderkende en gewilde ontwikkeling. Ook binnen de agglomeratie vraagt een snel veranderende situatie derhalve om een duidelijke en redelijke, en vooral ook tijdige aanpassing van de territoriale afbakening van bestuurlijke verantwoordelijkheden en taakstellingen.
Gemeentelijke brochure uit 1964 Deel II
Portret van Leiden
Behalve als centrum van studie en cultuur, industrie en handel, ontwikkelt de Leidse agglomeratie zich ook als woongebied voor diegenen, die elders in het zuidelijk deel van de Randstad Holland hun werk vinden. Een woonomgeving moet attractief zijn. Belangrijk is een levendige, niet te kleine stadskern en culturele en maatschappelijke voorzieningen; belangrijk zijn ook de recreatiemogelijkheden. De zeer dicht bebouwde gemeente Leiden heeft het daarmee, binnen het volgebouwde stadsgebied, niet zo makkelijk. Het huidige tekort aan recreatieve voorzieningen binnen de stad bedraagt, naar berekening, toch altijd nog een 200 ha, waarvan binnen de gemeentelijke grenzen niet meer dan 35 ha aan wijk-voorzieningen kan worden gevonden. Ook hier kan men de horizon niet meer tot de gemeentelijke grens beperken en moet men de blik verder richten. Men ziet dan dit: In westelijke richting het kustgebied. Hier liggen omvangrijke recreatiegebieden met een zeer groot absorptie vermogen. Uitstekende toevoerwegen moeten dit gebied toegankelijk maken. In zuidelijke richting ligt een prachtige aanzet voor een bosrijk recreatiegebied, aansluitend op de lommerrijke oude buitenplaatsen en domeinen tussen Voorschoten en Wassenaar, dat uitstekend tot een grootstedelijk parklandschap kan worden ontwikkeld In het zuidoosten, bij Zoeterwoude kan een omvangrijk recreatiegebied langs de Vliet ontstaan. In dit gebied moet de uitlaatklep worden gevonden voor het ruimtegebrek, dat binnen de Leidse gemeentegrenzen bestaat ten aanzien van de recreatieve voorzieningen. Hier zal voor de op één na dichtst bevolkte stad des lands de ruimte gevonden moeten worden voor de nodige volkstuincomplexen, sportparken en andere voorzieningen op het gebied van de actieve recreatie. Dit ,,Leidse Bos" zou kunnen aansluiten op een streek-parkstrook langs de rijksweg 4a naar de Haagse agglomeratie. Het hele gebied zou ruim genoeg blijven om er agrarische bedrijven, die dan bovendien de nodige afwisseling bieden, te kunnen handhaven In het noorden ligt het beroemde Hollandse merengebied, dat nog kan worden verbeterd en aangepast om de druk van de toekomstige grotere bevolking beter te kunnen opvangen. Dit 1700 ha grote gebied zou met nog enige plassen kunnen worden uitgebreid (zandwinning) en van nog wat meer eilandjes worden voorzien, teneinde de oeverlengte te vergroten. Aan deze oevers zouden dan meer haventjes, kampeerterreinen, jeugdverblijven, restaurants, hotels, zomerverblijven e.d. kunnen liggen. Dergelijke ambitieuze plannen verdienen, in het licht van de huidige snelle ontwikkeling, met de bezielende stimulans van de hogere overheden, ten spoedigste tot ontwikkeling te komen.
Het is al gesteld: De woonfunctie van de Leidse agglomeratie als onderdeel van de Randstad Holland zal in de komende tijd nog sterker gaan spreken. Zeer nauw is de Leidse agglomeratie betrokken in de ontwikkeling van de Randstad: zij vormt het noordelijk concentratiepunt van de stedengroep Delft- Den Haag-Leiden, welke, zich uitstrekkend van Delft tot Katwijk, op het ogenblik 990.000 inwoners telt, in de nabije toekomst niet minder dan 1.200.000. Wel zal de beklemde Haagse agglomeratie een uitlaatklep voor een deel van haar groeiende bevolking vinden in Zoetermeer, dat eerlang 100.000 inwoners zal tellen, maar vele aan de Hofstad economisch gebondenen zullen in de Leidse agglomeratie een onderdak moeten vinden. Deelde Leiden aan de haar omringende gemeenten een groei-impuls mede, waardoor deze tot ontwikkeling kwamen en samengroeiden, nu krijgt de gehele Leidse agglomeratie op haar beurt een dergelijke impuls van de Haagse. De grote agglomeraties in de Randstad groeien snel. De Leidse agglomeratie zal mede door invloed van het Haagse werkgebied zeer snel meegroeien. Dat betekent, dat men hier ook sneller zal moeten werken om zich aan de nieuwe situaties aan te passen. Men zal sneller in grotere eenheden moeten gaan denken. Men heeft eerder en in hogere mate behoefte aan beter aangepaste bestuurlijke instrumenten om naar vermogen mee te kunnen werken een woongebied te scheppen voor meer dan een miljoen mensen.
De horizon ligt verder
Een uitgestrekte woonstad temidden van een prachtig land
Dit is dus het portret van Leiden, de op één na dichtst bevolkte stad van Nederland. Een tot zijn grenzen volgroeide stad, beklemd tussen zich snel meeontwikkelende randgemeenten. Een stad die worstelt met een tekort aan mogelijkheden. Er is een tekort aan ruimte voor een zich gezond ontwikkelende industrie. Er is een tekort aan ruimte voor de ontwikkeling van het economisch, cultureel en maatschappelijk leven van Leiden als regionaal centrum. Er is een tekort aan ruimte voor een goed verloop van de reconstructie van de binnenstad. En vooral ook is er binnen de huidige gemeentegrenzen, een tekort aan ruimte voor de historisch met Leiden verbonden, nationaal en internationaal belangrijke Universiteit. Er is een tekort, tenslotte, aan ruimte voor een voldoende gediffentieerde woningbouw en voor de daarbij noodzakelijke recreatiegebieden. Wel wordt er gezocht om met anderen gezamenlijk oplossingen te vinden. Maar, alle goede bedoelingen ten spijt, dit neemt toch niet weg, dat daarmede niet steeds een, uit oogpunt van slagvaardigheid, optimale bestuursvorm kan worden bereikt. Een slagvaardig beleid immers vraagt om een tijdig kunnen scheppen van een gunstige situatie voor een eenmaal onderkende en gewilde ontwikkeling. Het Leidse Gemeentebestuur acht het derhalve, wil het de volle eigen verantwoordelijkheid kunnen dragen, noodzakelijk dat de territoriale afbakening van bestuurlijke verantwoordelijkheden en taakstellingen binnen de Leidse agglomeratie op duidelijke en redelijke wijze tijdig aan de snel veranderende situatie wordt aangepast.
Het Leidse structuurplan
Een goed gecoördineerd stedelijk beleid
De kaarten van Leidens ontzet in 1574, waarop heel die dramatische gebeurtenis, met lange, bevlagde roeischepen, hollende piekeniers en losbernend kanonvuur is verbeeld, laten ook zien hoe destijds de stad en de omliggende dorpen eenzaam en verloren lagen, temidden van uitgestrekte velden. Neem eens een kaart van heden ter hand en zie hoe deze arcadische situatie al bijna geheel is verdwenen. Zie, hoe zich - vooral de laatste eeuw - de stad heeft uitgebreid en, rondom, de aangrenzende gemeenten ook een groei-impuls heeft gegeven. Zie, hoe de uitwaaierende stadswijken worden tegemoetgesneld door de groeiende wijken van de omliggende gemeenten. Zie, hoe één aaneengesloten gebied ontstaat, als de bebouwing wederzijds de begrenzing is genaderd. Deze ontwikkeling gaat snel voort: zie maar eens een schets van de vermoedelijke situatie in 1980 (dat is over ruim 15 jaar al!) en weet, dat in dat jaar het proces niet abrupt kan stoppen, omdat we het nu nog niet kunnen overzien... Het is duidelijk, dat hier geen sprake meer kan zijn van afzonderlijke samenlevingen, die afzonderlijk bestuurd kunnen worden met voorbijzien van anderer belang. Weliswaar kan men nog redelijk autonome bestuurseenheden handhaven, maar men kan zich niet meer veroorloven om alleen binnen het eigen gemeentelijk territoir te blijven kijken en niet steeds het geheel van de stedelijke ontwikkeling te overzien. Het aaneengroeien van gemeenten is namelijk eenheel andere gebeurtenis dan het toevallig op elkaar stoten van woonwijken. Het samengroeiend stedelijk apparaat gaat, zonder dat men daaraan iets doet of vermag te doen, vanzelf reageren als één maatschappelijke economische eenheid, zich van getrokken grenzen of getroffen bestuursafspraken niets aantrekkend. Er is, reeds voordat dit gebeurde, een interdependentie van belangen ontstaan, die op geen wijze genegeerd kan worden, zonder schade te veroorzaken aan de totale gemeenschap. De gemeenten in de Leidse agglomeratie: Leiden, Leiderdorp, Oegstgeest, Voorschoten, Warmond en Zoeterwoude, toonden begrip voor deze nieuwe situatie, toen men in 1958 wist te komen tot het samenstellen van een gezamenlijk structuurplan voor de Leidse Agglomeratie. Hierdoor konden afspraken worden gemaakt omtrent de bestemming van de gronden in de agglomeratie.
Leiden in de 18e eeuw